Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar [24]gij, Israel, Mijn knecht! [25]gij Jakob, dien Ik verkoren heb! [26]het zaad van Abraham, [27]Mijn liefhebber! 24. Dat is, gij mij volk Israel. 25. Dat is, gij nakomelingen van Jakob. 26. Dat is, gij kinderen van Abraham. 27. Dat is, die mij liefgehad heeft; 2 Kron.20:7. Of, van mijn vriend; dat is, dien Ik liefgehad heb; zie Jak.2:23.